Luke 10

1En na dezen stelde de Heere nog andere zeventig, en zond hen heen voor Zijn aangezicht, twee en twee, in iedere stad en plaats, daar Hij komen zou.
 andere zeventig, Namelijk boven de twaalven, die Hij tot apostelen verkoren en tevoren uitgezonden had.
,
 voor Zijn aangezicht, Dat is, voor Hem heen; namelijk om de Joden van Zijne toekomst te waarschuwen en tot aanneming van hem en zijne leer te bereiden.
2Hij zeide dan tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige; daarom, bidt den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.
 groot, Grieks veel.
,
 arbeiders Dat is, getrouwe leraars.
,
 uitstote Grieks uitwerpe; dat is, door de kracht des Geestes daartoe willig en bekwaam gemaakt zijnde, uitzende, 2Co 3:5 .
3Gaat henen; ziet, Ik zend u als lammeren in het midden der wolven. 4Draagt geen buidel, noch male, noch schoenen; en groet niemand op den weg.
 groet niemand op den weg Dat is, houdt u niet op met groeten of aanspraak dergenen, die u ontmoeten, maar haast u op reis. Zie 2Ki 4:29 . Anderszins zo weert Christus niet de burgerlijke beleefdheid in het groeten, die Hij zelf tegen Zijne discipelen dikwijls gebruikt heeft.
5En in wat huis gij zult ingaan, zegt eerst: Vrede zij dezen huize!
 Vrede zij dezen huize Dat is, geluk en zaligheid. Dit is ene manier van groeten bij de Joden.
6En indien aldaar een zoon des vredes is, zo zal uw vrede op hem rusten; maar indien niet, zo zal uw vrede tot u wederkeren.
 een zoon des vredes is, Dat is, die door Gods genade den vrede waardig is, gelijk Mat 10:11 verklaard wordt. Zo wordt het woord zoon dikwijls genomen. Zie 2Sa 12:5 ; Mat 23:15 ; Eph 2:3 .
7En blijft in datzelve huis, etende en drinkende, hetgeen van hen voorgezet wordt; want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van het ene huis in het andere huis.
 gaat niet over Namelijk om meerder gemak of beter onthaal elders te zoeken, alzo gij daar niet lang zult mogen verblijven.
8En in wat stad gij zult ingaan, en zij u ontvangen, eet hetgeen ulieden voorgezet wordt.
 eet hetgeen ulieden voorgezet wordt Dat is, zijt daarmede tevreden.
9En geneest de kranken, die daarin zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. 10Maar in wat stad gij zult ingaan, en zij u niet ontvangen, uitgaande op haar straten, zo zegt: 11Ook het stof, dat uit uw stad aan ons kleeft, schudden wij af op ulieden; nochtans zo weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabij u gekomen is.
 schudden wij af op ulieden; Grieks vagen wij af. Zie de aantekeningen Mat 10:14 .
12En Ik zeg u, dat het dien van Sodom verdragelijker wezen zal in dien dag, dan dezelve stad.
 dien dag, Namelijk des uitersten oordeels, gelijk te zien is vs.14.
13Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want zo in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden eertijds, in zak en as zittende, zich bekeerd hebben.
 krachten geschied waren, Dat is, krachtige werken of wondertekenen. Hiermede wil Christus te kennen geven dat de hardnekkigheid van deze heidense mensen zo groot niet was als van deze Joden. Zie dergelijke Eze 3:6-7 .
14Doch het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in het oordeel, dan ulieden. 15En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.
 die tot den hemel toe Zie Mat 11:23 .
16Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft. 17En de zeventigen zijn wedergekeerd met blijdschap, zeggende: Heere, ook de duivelen zijn ons onderworpen, in Uw Naam.
 de zeventigen Namelijk die van Christus uitgezonden waren, vs.1.
18En Hij zeide tot hen: Ik zag den satan, als een bliksem, uit den hemel vallen.
 als een bliksem, Dat is, snellijk.
,
 uit den hemel Dat is, uit de lucht, gelijk Mat 6:26 . Zie Eph 6:12 .
,
 vallen Dat is, zijne kracht en heerschappij verliezen. Zie Rev 12:9 , enz.
19Ziet, Ik geve u de macht, om op slangen en schorpioenen te treden, en over alle kracht des vijands; en geen ding zal u enigszins beschadigen .
 op slangen en schorpioenen te treden, Zie hiervan Mar 16:18 .
,
 des vijands; Dat is, des duivels. Zie Mat 13:39 ; 1Pe 5:8 .
,
 beschadigen Grieks verongelijken. Zie ook Rev 6:6 .
20Doch verblijdt u daarin niet, dat de geesten u onderworpen zijn; maar verblijdt u veel meer, dat uw namen geschreven zijn in de hemelen.
 niet, Dat is, niet zozeer; namelijk omdat de huichelaars zulks ook somwijlen hebben gedaan. Zie Mat 7:22-23 .
,
 de geesten u onderworpen zijn; Dat is, de onreine geesten.
,
 in de hemelen Namelijk in het boek des levens. Zie de verklaring daarvan Phi 4:3 .
21Te dier ure verheugde Zich Jezus in den geest, en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U.
 in den geest, Dat is, innerlijk en van harte.
,
 Ik dank U, Vader Grieks ik belijd.
,
 wijzen en verstandigen verborgen hebt, Namelijk dezer wereld, 1Co 1:26 .
,
 kinderkens geopenbaard; Dat is, den verachten en kleinen naar de wereld; of den geringen van verstand en wetenschap, 1Co 1:27 .
,
 Vader, Namelijk zo hebt Gij gedaan.
22Alle dingen zijn Mij van Mijn Vader overgegeven; en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader; en wie de Vader is, dan de Zoon, en dien het de Zoon zal willen openbaren.
 Alle dingen Dat is, de macht over alle dingen in hemel en op aarde. Zie Mat 28:18 .
,
 openbaren Namelijk door zijn Woord en Geest, 1Co 2:11-12 .
23En Zich kerende naar de discipelen, zeide Hij tot hen alleen: Zalig zijn de ogen, die zien, hetgeen gij ziet.
 hetgeen gij ziet Namelijk de Christus of Messias in het vlees nu geopenbaard, en zijn ambt bedienende, Joh 8:56 ; Act 2:25 ; 1Pe 1:8 , enz.
24Want Ik zeg u, dat vele profeten en koningen hebben begeerd te zien, hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien; en te horen, hetgeen gij hoort, en hebben het niet gehoord.
 hebben begeerd te zien, Grieks hebben willen zien.
25En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven ? 26En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij? 27En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven. 28En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geantwoord; doe dat, en gij zult leven.
 leven Namelijk eeuwiglijk, gelijk hij gevraagd had, vs.25. Dit zegt Christus niet dat iemand de wet volkomen kan onderhouden en alzo het eeuwige leven beërven, maar om hem door de wet te brengen tot kennis van zijne onvolmaaktheid; Gal 3:18 , Gal 3:24 .
29Maar hij, willende zichzelven rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste?
 zichzelven rechtvaardigen, Dat is, zichzelven voor rechtvaardig uitgeven, gelijk Luk 18:9 .
30En Jezus, antwoordende, zeide: Een zeker mens kwam af van Jeruzalem naar Jericho, en viel onder de moordenaars, welke, hem ook uitgetogen, en daartoe zware slagen gegeven hebbende, heengingen, en lieten hem half dood liggen.
 kwam af van Jeruzalem Namelijk overmits Jeruzalem omhoog gelegen was op bergen, Psa 125:1 . Zodat degenen, die naar Jeruzalem reisden, gezegd worden op te gaan, en die vandaar reisden af te komen.
,
 moordenaars, Grieks straatschenders, rovers.
,
 slagen gegeven hebbende, Of, wonden.
31En bij geval kwam een zeker priester denzelven weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij.
 bij geval Dat is, zonder voorbedachtheid, namelijk ten aanzien van deze mensen. Want anderszins ten aanzien van de voorzienigheid Gods geschiedt er niets bij geval, Mat 10:29-30 .
32En desgelijks ook een Leviet, als hij was bij die plaats, kwam hij, en zag hem, en ging tegenover hem voorbij. 33Maar een zeker Samaritaan, reizende, kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke ontferming bewogen.
 Samaritaan, Welke Samaritanen anderszins van de Joden voor vijandig gehouden werden, Joh 4:9 . Waarvan zie de oorzaak Luk 9:53 .
34En hij, tot hem gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de herberg en verzorgde hem. 35En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom.
 penningen uit, Grieks denariën; waarvan zie de waarde Mat 18:28 .
36Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen, die onder de moordenaars gevallen was?
 naaste geweest te zijn desgenen, Dat is, die den plicht eens naasten bewezen heeft.
37En hij zeide: Die barmhartigheid aan hem gedaan heeft. Zo zeide dan Jezus tot hem: Ga heen, en doe gij desgelijks. 38En het geschiedde, als zij reisden, dat Hij kwam in een vlek; en een zekere vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis.
 vlek; Namelijk Bethanië. Zie Joh 11:1 .
39En deze had een zuster, genaamd Maria, welke ook, zittende aan de voeten van Jezus, Zijn woord hoorde.
 ook, zittende Namelijk onder andere toehoorders.
40Doch Martha was zeer bezig met veel dienens, en daarbij komende, zeide zij: Heere, trekt Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg dan haar, dat zij mij helpe.
 met veel dienens, Namelijk om den maaltijd toe te bereiden, gelijk Mat 8:15 .
,
 dat zij mij helpe Grieks dat zij het met en nevens mij aanneme.
41En Jezus, antwoordende, zeide tot haar: Martha, Martha, gij bekommert en ontrust u over vele dingen; 42Maar een ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden.
 een ding is nodig; Namelijk het geestelijke vooral te bezorgen, Psa 57:4 ; Mat 6:33 .
Copyright information for DutSVVA